Les 22 Het huishouden
Samengesteld werkwoorden:
Bron: http://www.dutchgrammar.com/en/?n=Verbs.Co04
af-wassen
op-ruimen
schoon-maken e.d.
----------*----------*----------*----------*----------*----------*----------*----------*-------------
Samengesteld naamwoorden:
Bron: http://www.dutchgrammar.com/en/?n=NounsAndArticles.24
Samengestelde zinnen:
Oefeningen:
Bron: http://hotpot.marikevandeb.nl/taal/les%203/samengestelde%20zinnen%202.htm
Bron: http://hotpot.marikevandeb.nl/taal/les%203/samengestelde%20zinnen.htm
http://www.jufmoniek.nl/woorden.htm
----------*----------*----------*----------*----------*----------*----------*----------*-------------immers: toch after all dit woord gebruik je als je een reden geeft
laten we naar
buiten gaan; het is immers mooi weer! ¨ je moet veel eten; je weet
immers niet wanneer je weer iets krijgt
nauwelijks: hardly
blijven-bleef-heeft gebleven (课文第七行)这个系列的名词不定式中含有双元音ij,过去式变成ee,过去分词变成ee。
类似的常用词还有:
begrijpen, bijten, blijken, blijven, grijpen, kijken, krijgen(在课文第10行), lijden, lijken, overlijden, prijzen, rijden, schijnen, schrijven, snijden, stijgen, strijden, verdwijnen, vergelijken, vermijden, wijzen, zwijgen. e.d.
更多规则:
----------*----------*----------*----------*----------*----------*----------*----------*-------------
komen-kwam-gekomen
· bin·den [bond, heeft gebonden]
1 om iets heen leggen om het vast te maken [iemand bindt een touw
enz. om iets] ¨ Anita bond een warme sjaal om haar nek
2 dikker maken [iemand bindt een saus, soep enz.] ¨ Pablo houdt
van gebonden kippensoep
3 beperken in je vrijheid [iets of iemand bindt iemand] ¨ ze is door
haar kleine kinderen aan huis gebonden
----------*----------*----------*----------*----------*----------*----------*----------*-------------
· te·ge·lijk [bijwoord]
op hetzelfde moment = gelijktijdig ¨ ik kan heel goed twee dingen
tegelijk doen
情态动词的时态变化:
kunnen-kon/konden-heeft gekund
moeten-moest/moesten-heeft gemoeten
mogen-mocht/mochten-heeft gemogen
willen-wilde/wilden-heeft gewild
zullen-zou/zouden
steken,stak, heeft gestoken:
tijd, geld enz. besteden aan iets [iemand steekt tijd, geld enz. in iets] ¨ ik heb veel tijd in dit artikel gestoken, dus ik hoop dat iedereen het goed leest.
eens:
1. het eens met iemand zijn: dezelfde mening hebben als iemand anders heeft ¨ ik ben het niet met haar eens ¨ hij was het met me eens dat er iets moest gebeuren
2. het met iets eens zijn; akkoord gaan/zijn met iets:iets goedvinden
we waren het eens met het voorstel om naar de film te gaan ¨ daar ben ik het niet mee eens ¨ de werknemers zijn het er niet mee eens dat hun directeur zo'n hoog salaris heeft. |