Taalklas
Les 11 In de winkel
生单词:
het blikje, het pak, de tomaat, de worst, de paprika, het nummer, de portemonnee, de chocola, de
boodschappen, de schotel, de reep chocola, de rol drop, de drop, de appel, de kassa, het plakje kaas, het
snoep, de pan, de uien, de winkel
de banaan 复数 de bananen
量词: de rol drop, de reep chocola,
een kilo = twee pond = tien ons
HET单词:het pak, het blikje 一听, het bierblikje, het plakje kaas, het nummer, het snoep,
de plak, het plakje
总结: 有表示小的后缀的时候,定冠词都是het
de boodschap: message
de boodschappen: shopping
Kees betaalt bij de kassa. bij: at betalen
Kees blaast over de soep. blazen over 吹
bekijken: look at
kiezen: choose
Sanne pakt de boodschappen in. inpakken: pack up wrap
Kees roert in de soep. roeren 搅
Kees prikt met de vork in de worst. prikken: pin 扎
Kees snijdt de worst . snijden: cut 切
Sanne raapt de paprika op. oprapen: pick up 拾起
De baby krijgt een schone luier.
反义词:
kopen - verkopen
dik - dun 胖 - 瘦 / 厚 - 薄 |