可能的选项:elkaar, elkaars, door elkaar, op elkaar, bij elkaar, met elkaar,van elkaar
1 Wim en ik kenden elkaar al toen we klein waren. We zien bij elkaar en ook elkaars familie.
2 Zijn zusje en ik hebben met elkaar afgesproken dat we elkaar op de hoogte houden van de laatste nieuwtjes in de familie.
3 Maar tijdens het examen mogen jullie niet bij elkaar kijken en niet met eklaar praten,met andere woorden ,jullie mogen niet met eklaar samenwerken.
4 Willen jullie de papieren niet door eklaar gooien.Anders kan de examinator niets meer vinden.
|